Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn [24]broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij kennen, [25]zekerlijk, zij zijn van mij vervreemd. 24. Versta, zijn vleselijke maagschap, of ook de geestelijke, van welke hij, om de enigheid des geloofs, broederlijke vertroostingen verwacht zou hebben. Zie Gen.13:8. 25. Dat is, zonder enigen twijfel, gelijk het nu blijkende is. Anders, alleen vervreemden zij zich van mij; dat is, dat zij hem geen anderen dienst wisten te bewijzen in zulk een droevigen staat, dat hem te aanschouwen, als niet wetende hem te helpen.